Het was winter, het was koud, er lag sneeuw. De bus en de chauffeurs waren steeds in het nieuws: de bus reed niet, de bus kwam te laat, de bus reed wegens de sneeuw alleen door de grote straten, de chauffeurs waren lomp of chagrijnig of niet bereid iemand te helpen. Kommer en kwel dus en met de bus reizen werd steeds minder prettig. Ik werd vooral het gezanik zat: die chauffeurs deden toch hun best?! Ik vond het al heel wat dat er überhaupt nog een busdienst was met die sneeuw.
Op een dag ging ik naar een huishoudzaak en kocht een flinke voorraad onderzettertjes: van die plastic dingen met een fotoprint van een bloem erop, 1 euro voor een pakje van 6 stuks of zo, margrieten, rozen, chrysanten. Elke keer als ik in de bus stapte, overhandigde ik er een aan de chauffeur, met de melding dat hij of zij een bloemetje van me kreeg als dank voor hun inzet. ‘Tof dat jullie ondanks alle sneeuw nog rijden’.
Het effect? De grootste knorrepotten trokken helemaal bij, gezichten klaarden op, een paar keer zag ik zelfs ogen waterig worden. Eén keer zag ik de medepassagiers opkijken uit hun krant, waarna zelfs een applausje werd ingezet. Geweldig! Zo gaf het gemopper me de kans mensen op te vrolijken, en daar werd ik op mijn beurt ook weer vrolijk van.
Hippo
26 juli 2011