De grote krapte op de arbeidsmarkt is een behoorlijk probleem. Dus moeten we met z’n allen meer en langer gaan werken. Of toch niet? Kunnen we het personeelstekort omdenken door juist minder uren te gaan draaien?
We stressen ons een slag in de rondte, worstelen met de eisen die het werkende leven aan ons stelt en wie nu nog niet geveld is door een burn-out, loopt in feite hopeloos achter op de trend. En het wordt er voorlopig niet beter op. Gezien de toenemende vergrijzing enerzijds en het schreeuwende personeelsgebrek anderzijds, worden de uitdagingen alleen maar groter.
Wat te doen? Harder werken, zou je zeggen. Meer. Langer. Om zo de economische groei te waarborgen. De tekorten in de zorg, het onderwijs, het politieapparaat en al die andere essentiële sectoren op te vullen. Want die tekorten hebben verregaande gevolgen voor onze veiligheid en gezondheid, en dat moeten we natuurlijk niet hebben. Alle hens aan dek in BV Nederland dus. Niet voltijds, maar voltijdser werken. Zo, dat hebben we ook weer opgelost.
Maar wacht even. Harder werken om gezond te blijven? Dat klinkt op z’n minst tegenstrijdig. Als een typisch geval van vastdenken zelfs. Met je auto uit de modder proberen te komen door steeds meer gas te geven. Blazen om een vuur uit te krijgen. Woest aan een vislijn trekken die in de war is. Als nu al 1,3 miljoen mensen thuiszitten met burn-outklachten, brengt nog meer werken ons alleen maar van de regen in de drup. Dat is het tragische van vastdenken: hoe harder je het probleem op die manier probeert op te lossen, des te groter het wordt. Er zullen nog meer werknemers uitvallen, waardoor de druk verder oploopt, waardoor er nog meer werknemers… enzovoort. Het is dé manier om het probleem tot een ramp te transformeren.
Vastdenken komt vaak voort uit onze lineaire manier van denken. Er is een probleem en daar moet een oplossing voor komen. Been gebroken? Spalken! Overstromingen? Dijken! Bacteriën? Antibiotica! En dat heeft ons als mensheid ook best ver gebracht. Maar toch is deze manier van denken beperkt. Hij gaat namelijk niet op bij de meer ingewikkelde problemen, waarvoor dé oplossing niet bestaat omdat er allerlei factoren meespelen. Zoals de krapte op de arbeidsmarkt, die niet één oorzaak heeft. Als je daar die lineaire denkwijze op loslaat, doe je geen recht aan de complexiteit ervan. Sterker nog: het werkt averechts.
Niet vastdenken dus. Maar wat dan wel? Hoe zorg je dat je van die doodlopende weg afkomt? Gelukkig zijn er mensen die daar verfrissende ideeën over hebben. Terwijl de spanningen op de werkvloer oplopen, zetten zij een nieuwe beweging in gang die je contra-intuïtief zou kunnen noemen. Want juist nu de arbeidsmarkt zo onder druk staat, pleiten zij voor een vierdaagse werkweek. Voor de parttimebaan, maar dan wel met een fulltime salaris.
Huh? Een vierdaagse werkweek? Met een volledig salaris nog wel, terwijl je maar 32 uur per week werkt? Het klinkt als een prima strategie om de arbeidsmarkt nu écht de afgrond in te duwen. We zouden met z’n allen nu toch juist extra de handen uit de mouwen moeten steken? Aan de bak, niet lullen maar poetsen? Of zit er wel wat in, dat kortere werken?
Even terug naar die vergrijzing. Het aantal mensen dat met pensioen gaat neemt toe, terwijl er niet genoeg jongeren zijn om de opengevallen posities in te vullen. Bedrijven en organisaties zitten met de handen in het haar en doen er alles aan om het tij te keren. Van flexibele werkschema's en thuiswerkmogelijkheden tot aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden: het zijn allemaal manieren om werknemers te werven en te behouden. Alleen minder of korter werken behoort meestal niet tot de mogelijkheden. De overheid kijkt evenmin in die richting – die stimuleert ons juist om te blijven leren en onszelf te ontwikkelen, onze vaardigheden op peil te houden en bij (dreigend) baanverlies actief te zoeken naar ander werk. Alles om onze arbeidsdeelname te vergroten en het makkelijker maken om tot op latere leeftijd door te werken.
Nog harder werken dus. Nog meer. Nog langer. En grotere arbeidsdeelname is niet het enige dat er van ons wordt gevraagd. We worden ook nog geacht om bij te blijven in het vergaren van informatie. Via het internet worden we daarmee overspoeld, dag na dag, uur na uur, zowel op het werk als daarbuiten. En ja, de technologie heeft ons leven in veel opzichten verrijkt en gemakkelijker en efficiënter gemaakt. Sociale verbindingen, grenzeloos ondernemen, een oneindige bibliotheek aan kennis; het staat allemaal tot onze beschikking, en dat levert ons van alles op. Van alles, behalve… tijd. De constante stroom van e-mails, sociale media-updates en nieuwsberichten maakt dat we altijd áán staan, we denken voortdurend te moeten reageren en worden afgeleid van dat wat we eigenlijk willen of zouden moeten doen. Ook een vorm van vastdenken dus: dankzij de digitalisering doen we steeds meer dingen in steeds minder tijd, maar de vrijgekomen uren vullen we alleen maar met meer taken – zonder dat we daar nou productiever van worden. We missen onze broodnodige rust en gaan gebukt onder het gevoel van een nog grotere werkdruk.
Wat ook aan dat gevoel bijdraagt, is het ontbreken van ‘betekenisvol werk’, ofwel werk met duidelijke doelen. Iedereen kent ze wel: de bullshit jobs, banen waarin mensen het idee hebben dat ze weinig tot niets bijdragen aan de maatschappij, maar toch geacht worden fulltime aanwezig te zijn. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer een op de vijf werknemers vindt dat zijn baan het grootste deel van de tijd nutteloos is. En die frustratie leidt tot flink wat stress. Dat geldt ook voor mensen die heel specifiek werk moeten leveren zonder dat duidelijk is hoe dat bijdraagt aan het productieproces of het bedrijf als geheel. Ja, je moet de hele dag excelsheets inkloppen of schroeven aandraaien, maar je hebt geen idee wat je nou eigenlijk zit te doen. Het gevoel van onvervuldheid dat zo ontstaat, maakt je minder betrokken bij je werk, maar levert wel veel spanning op. Want het probleem is dat ook hier de nadruk altijd ligt op méér. Op het halen van ‘targets’ of het deelnemen aan talloze ‘belangrijke meetings’, op kwantiteit in plaats van op kwaliteit. Het resultaat: een vicieuze cirkel van hoge werkdruk en ontevredenheid, en uitgeputte en gedemotiveerde werknemers.
Oké. Onze huidige focus op harder, langer en meer werken heeft dus zijn beste tijd gehad. Het moet anders. Hoe? Enter de vierdaagse werkweek.
Het lijkt onlogisch, maar parttime werken leidt tot een hogere productiviteit. Verschillende pilots wereldwijd tonen dat aan. Neem de Work Life Choice Challenge van Microsoft Japan. Het bedrijf gaf haar werknemers vijf opeenvolgende vrije vrijdagen zonder hun salaris te verlagen. Het experiment leidde tot een productiviteitsstijging van 39,9 procent, gemeten aan de hand van de verkoop per werknemer. Ook een recente Engelse pilot had veelbelovende resultaten. Er deden 33.000 werknemers bij 61 bedrijven aan mee en de reacties waren enthousiast. Van de bedrijven was 92 procent van plan om door te gaan met de vierdaagse werkweek, 49 procent gaf aan productiever te zijn en 60 procent van de werknemers ervaarde een betere werk-privébalans. En dan is er nog het experiment met flexibele werkregelingen in Nieuw-Zeeland. Daar lieten de tevreden deelnemers weten meer werk te kunnen verzetten, maar toch minder gestrest te zijn.
Prachtige uitkomsten al met al. Kortere weken, meer resultaat – wie wil dat nou niet? En zo tegenstrijdig is het ook niet. Een werknemer die meer beschikking heeft over zijn eigen tijd, is een gelukkiger werknemer. En een blije werknemer is nu eenmaal gezonder, meer betrokken, gemotiveerder, efficiënter en dus productiever. Voor het bedrijf dalen de kosten voor ziekteverzuim, en omdat het zich profileert als flexibel, zal het meer mensen trekken – wat dus weer een oplossing voor het personeelstekort kan zijn. Een betere oplossing dan die ouderwetse oproep om er met z’n allen harder aan te trekken. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de lagere CO2-uitstoot door minder woon-werkverkeer.
Wij weten ook wel: een kortere werkweek voor iedereen voer je niet zomaar in. De implementatie ervan zal zeker over grote hobbels gaan. Maar wij zouden zeggen: probeer eens wat. Op basis van gezond verstand en intuïtie. Trial and error. Werkt het? Ga ermee door. Werkt het niet? Stop ermee. Doe het op kleine schaal, stapje voor stapje en wissel vooral denken en doen met elkaar af. Zoals wetenschappers die een experiment uitvoeren. Ze hebben een aanname, een eerste aanzet tot een theorie, ze doen iets, evalueren de uitkomsten en stellen indien nodig de theorie bij. En dat niet één keer, maar voortdurend. Zo zouden we ook kunnen kijken naar de vierdaagse werkweek. Want dat we onze opvattingen over de traditionele benadering van arbeid onder de loep moeten nemen, moge duidelijk zijn. Het is de hoogste tijd.
Ja maar, die o zo felbegeerde economische groei dan? We moeten onze groeidoelstellingen toch halen? Dat is nog maar de vraag. Alles waar we krampachtig aan vasthouden, geeft spanning en stress. Bovendien put de huidige mate van groei de aarde uit. Moeten we dus niet eens anders naar die doelstellingen gaan kijken? Ze heroverwegen en zo het probleem oplossen? Groeien? Boeien! Zou een krimpstrategie ook een optie kunnen zijn? Of sturen op het soort groei – denk aan minder focus op productie van spullen en meer op hergebruik? Maar dat is weer voer voor een ander artikel.