Een man in een psychiatrische inrichting denkt dat hij Jezus is. Wat de begeleiding ook probeert te doen om hem van het tegendeel te overtuigen, het lijkt wel alsof hij steeds hardnekkiger vasthoudt aan zijn overtuiging.
Op een dag komt er een bestelbusje voorrijden. Een man in een blauwe overall stap uit met een klapper in de hand. Hij spreekt de psychiatrische patiënt aan en vraagt hem: "Weet u misschien of hier een meneer J. Christus woont?" "Jawel hoor", is het antwoord, "dat ben ik".
Gerustgesteld gaat de man aan het werk. Hij haalt hout uit zijn busje, een lange en een korte balk, graaft een gat. Voordat de situatie verder uit de hand kan lopen verklaart de patiënt echter dat hij echt niet, eerlijk waar, Jezus niet is.
Berthold Gunster
Ja-maar wat als alles lukt (2005)
Bron: Milton Erickson