Uiteraard is doofheid een beperking. Maar het blijkt ook tot nieuwe mogelijkheden te kunnen leiden. Zo blijkt uit het levensverhaal van Edison.
Edison was vanaf zijn twaalfde doof. Ondanks die beperking patenteerde hij 1.093 uitvindingen en leidde hij in West Orange's werelds eerste onderzoekslaboratorium, een voor die tijd nieuw fenomeen, dat aan de basis stond van het later succesvolle GE, General Electrics. Zelf noemde hij het 'een fabriek voor het doen van uitvindingen'.
Al snel werkten er duizenden mensen in deze "fabriek". Er werden de meest legendarische uitvindingen gedaan, van de gloeilamp en een serie uitvindingen die de telefoon geschikt maakte voor het grote publiek tot de grammofoon, de filmprojector en de alkalische batterij. Velen noemen Edison dan ook de grootste uitvinder van de moderne tijd.
Was zijn doofheid een probleem? Edison zelf vond in elk geval van niet. Integendeel. Hij zei dat zijn doofheid hem behoedde voor het dagelijkse gebabbel en dat hij daardoor juist ongestoord kon nadenken. Ook in de liefde zag hij vooral het voordeel. 'Ik was redelijk verlegen, het gaf me een excuus om aanzienlijk dichterbij te komen dan ik anders had gedurfd'.
Dit omdenkverhaal is ook te vinden in Berthold Gunsters boek Huh?! de techniek van het omdenken.